Het duurde even voordat ik mezelf echt zo durfde te noemen, maar na drie boeken krijg ik het eindelijk over mijn lippen.
Wanneer ben je eigenlijk ècht een schrijver? Er is geen opleiding voor, je bent het of je bent het niet. Volgens Van Dale zijn er twee betekenissen:
- iem. die zijn gedachten enz. schriftelijk aan het grote publiek bekendmaakt: een veelgelezen schrijver
- degene die iets heeft geschreven: ik weet niet wie de schrijver van die brief is
Tja, dan zijn we allemaal een schrijver. Want wie heeft er nu niet ooit een brief, een email of iets anders geschreven? Een kaartje voor een verjaardag, een krabbeltje op de voordeur als de postbode het pakje bij de buren af kan leveren. Kortom: het stelt niks voor. Het plaatje hierboven komt van een blog met als titel: Met deze vier tips kan iedereen schrijver worden. Ik bedoel maar.
Zo voelde het ook een hele tijd: ik doe maar wat. Tot ik na ‘Rancune’ reacties kreeg van lezers. Men vond het leuk, heel leuk zelfs. Het boek vloog over de toonbank, een tweede druk kreeg een derde, een vierde…
En dat terwijl het eigenlijk was begonnen als een soort grap. Na tig afleveringen Midsomer Murders bleef er één gedachte in me rondspoken: zoiets zou ik ook kunnen schrijven. Niks pretentieus, gewoon iets lolligs, lichtvoetigs, spannends. Het leek me niet zo ingewikkeld.
Nu heb ik al ruim twintig jaar een schrijvend beroep, dat scheelt. Als ondertitelaar vertaal ik dialogen vanuit verschillende talen naar soepel, lekker lopend Nederlands. Enorm leuk vind ik dat, omdat het creativiteit vergt. En natuurlijk kennis van de broncultuur die logisch en herkenbare manier in het Nederlands weergegeven moet worden, met alle beperkingen van de tijd en ruimte die je hebt. Heb je een wereldvondst, dan staat die hooguit acht seconden in beeld waarna hij voorgoed verdwijnt. Geen enkele ondertitelaar is beroemd geworden, en zo hoort het ook. Ondertitels die niet opvallen omdat ze gewoon góed zijn, daar ga ik voor.
Niet dat ik een boek wilde schrijven om beroemd te worden, maar het leek me gewoon leuk. Vandaar: het begon als een soort grap. Na mijn eerste boek met een pittig onderwerp had ik zin in wat luchtigs. En natuurlijk trok ik halverwege mijn haren haast uit mijn kop. Ik had in mijn verhaal allerlei draadjes gecreëerd die een beetje uit de hand dreigden te lopen. Mijn redacteur, de onvolprezen Margot (hi Margot!) zei al: ik ben benieuwd hoe je die allemaal bij elkaar gaat brengen. Help, dacht ik, ik ook!
Maar met wat creativiteit en een paar goede invallen is het me gelukt. Boek af, diepe zucht van opluchting. Ik had al een voorproefje met samenvatting naar een uitgever gestuurd. Naar een stuk of acht, zelfs. Slechts één van hen heeft ooit gereageerd, met de belofte dat ze het zouden lezen. Met drie maanden later excuses en nu gaan ze het écht lezen, hoor. Weer een paar maanden verder: het ligt op de stapel om gelezen te worden. Gevolgd door een eeuwige stilte.
Nadat ik de punt zette achter de laatste zin van het dankwoord, besloot ik: ik ga het zelf wel uitgeven. Met de ervaringen van mijn eerste boek op zak wist ik ongeveer welke weg ik het beste kon bewandelen. Ik benaderde een lokale boekhandel die er wel oren naar had, en vervolgens bleef ik dozen vol boeken naar zijn winkel slepen. Ik kan nog steeds nauwelijks geloven dat ‘Rancune’ nog steeds meer dan eens per dag verkocht wordt, ruim een jaar na het verschijnen ervan.
En dus ga ik door. ‘Gesmoord’ heeft twee maanden geleden het licht gezien. Ook daar zit een verhaal achter, en dat vertel ik in het volgende blog.
Tot later!
Liefs,
Desirée
Comments